Naar aanleiding van het doctoraat van Kelly Nichols organiseerde Wageningen Universiteit een symposium rond stikstofefficiëntie bij melkvee. Ook Hélène Lapierre en Chris Reynolds, internationaal gerenommeerde onderzoekers rond dit thema, presenteerden er nieuwe inzichten op basis van hun lopend onderzoek. Een verslag van Eddy Decaesteker (Inagro) en Leen Vandaele (ILVO).
Aminozuren zijn bouwstenen voor de melk(koe)
Eerst en vooral: aminozuren zijn de kleine bouwstenen waaruit eiwitten zijn opgebouwd. De koe heeft deze aminozuren nodig om melkeiwit te vormen en om de weefsels te vernieuwen. Prof. Lapierre deed jaren onderzoek naar waar en hoe aminozuren afgebroken, opgenomen en/of gevormd worden in de koe. Ook via welke bloedbanen ze getransporteerd worden, zoals deze richting de uier voor de productie van melkeiwit. Een hoogproductieve melkkoe produceert per dag maar liefst 5 kg eiwit, dat is heel wat! Bovendien onderscheiden we twee groepen essentiële aminozuren zijn. Ze verschillen voornamelijk op vlak van efficiëntie. Daarom is er nog veel meer onderzoek nodig om hierop te kunnen inspelen in de rantsoenberekeningen.
Zetmeel of glucose verhogen stikstofbenutting
Van de tweede spreekster dr. Kelly Nichols leren we dat eiwitproductie een proces is dat heel veel energie vraagt. Daarom heeft zij onderzocht of de soort energiebron (vetten of glucose) een impact heeft op de benutting van voedereiwit of stikstof bij hoogproductieve melkkoeien. In haar onderzoek gebruikte dr. Nichols enerzijds pensbeschermd vet (palmvetten) en anderzijds directe glucoseverstrekking via infuus. Beide energiebronnen stimuleren de melkeiwitproductie, maar het maakt niet uit welke bron je gebruikt. Bij gebruik van glucose verhoogt de bloeddoorstroming in de uier. Hierdoor werden sommige aminozuren beter benut, voor andere aminozuren was er geen effect. Dat bevestigt dat er twee groepen essentiële aminozuren zijn. In ieder geval is voldoende zetmeel of glucose belangrijk in het metabolisme van hoogproductieve melkkoeien. Niet alleen omdat het de microbiële eiwitproductie stimuleert, maar ook omdat het een direct positief effect heeft ter hoogte van de uier (betere opname van bepaalde aminozuren) en zo op de stikstofbenutting uit het rantsoen. Een betere benutting betekent minder excretie en dus lagere milieu-impact.
Eiwitgehalte verlagen voor meer stikstofbenutting
Ook het verlagen van het eiwitgehalte in een melkveerantsoen kan de stikstofbenutting verbeteren. Prof. Reynolds onderzoekt wat de effecten zijn van het eiwitniveau in het rantsoen op lange termijn. Hij volgt in het Verenigd Koninkrijk 215 vaarzen op tot en met de 3de lactatie. De dieren krijgen een rantsoen met 14-16-18% ruw eiwit gedurende hun hele leven. De resultaten zijn nog niet allemaal verwerkt, maar het lijkt erop dat dieren op het 16% eiwitrantsoen voor de beste netto-opbrengst zorgen. Ze hebben de hoogste netto-opbrengst omdat problemen met vruchtbaarheid en diergezondheid in de andere groepen (14 en 18 % eiwit) aanleiding geven tot hogere variabele kosten en een hogere afvoer.
Meer info
Leen Vandaele
Leen.Vandaele@ilvo.vlaanderen.be
www.rundveeloket.be