Na een algemene presentatie van de partners en de doelstellingen van elk project, concentreerden de technische discussies zich op 3 gemeenschappelijke onderzoeksthema’s: de evaluatie van de autonomie, het belang ervan voor het milieu en de impact ervan op de economische rentabiliteit van de melkveebedrijven.
Hoe ver staat het met de autonomie van de melkveebedrijven?
Het project AUTOPROT heeft een brede studie uitgevoerd over de evaluatie van de eiwitautonomie op basis van de gegevens die beschikbaar zijn in de bedrijfseconomische boekhouding van de bedrijven. Het project stelt twee berekeningsmethodieken voor, de ene gebaseerd op de ingenomen eiwitten (opgenomen hoeveelheid en samenstelling van het geproduceerde en aangekochte voer) en de andere gebaseerd op de gevaloriseerde eiwitten (reële eiwitbehoefte van de veestapel). Ongeacht de berekeningsmethode tonen de resultaten een aanzienlijke impact van het type bedrijf (biologisch, extensief gras, intensief gras, intensief maïs, semi-intensief maïs, gemengd bedrijf, ...) op de autonomie, met een grotere eiwitautonomie op biologische bedrijven en op extensieve bedrijven die maximaal aan gras in hun rantsoen gebruiken.
In het project PROTECOW werd de autonomie van de melkveebedrijven inzake massa, eiwit en energie berekend op basis van de samenstelling van meer dan 1000 Franse rantsoenen en 600 Vlaamse rantsoenen. Terwijl de eiwitautonomie van het rantsoen in beide regio's bijna 45% bedraagt, hebben de Franse melkveebedrijven een grotere massa (71 vs. 66%) en energieautonomie (69 vs. 63%) dan die in Vlaanderen. Dit komt door een groter aandeel maïs in het rantsoen en het minder gebruik van krachtvoer. Deze resultaten illustreren de verschillende voederpraktijken tussen de regio's en leggen het accent op belangrijke mogelijkheden voor verbetering van de bedrijfsvoering in grensoverschrijdende gebieden.
Verbetering van de autonomie, een troef voor het milieu ?
Het project AUTOPROT bestudeerde de stikstofstromen op het niveau van het melkveebedrijf en toonde grote verschillen tussen de bedrijfstypes. Aangezien de aangekochte diervoeders en meststoffen het grootste deel uitmaken van de stikstof die het bedrijf binnenkomt, komt er op biologische bedrijven (die meer zelfvoorzienend zijn wat betreft de input) minder stikstof in het milieu terecht. Dit geldt zowel wanneer de resultaten worden uitgedrukt per hectare als per liter geproduceerde standaardmelk. Volgens deze studie is de zoektocht naar een betere eiwitautonomie dan ook interessant om het stikstofverlies naar de omgeving te beperken.
Voor het thema milieu heeft het project PROTECOW twee evenwichtige rantsoenen vergeleken door sojaschroot (2,2 kg/koe/dag) in een controlerantsoen te vervangen door een testrantsoen met koolzaadschroot (3,0 kg/koe/dag) aangevuld met verteerbare lysine. De resultaten toonden aan dat de standaard melkproductie voor beide rantsoenen (31 kg/koe/d) vergelijkbaar was, met een lichte stijging van de eiwitproductie en een daling van het ureumgehalte met het rantsoen met koolzaadschroot. Voor dezelfde voerkosten heeft het rantsoen met koolzaadschroot de ammoniakuitstoot enigszins verminderd, terwijl de koolstofvoetafdruk van de melk met 16% is afgenomen (1,07 vs. 1,28 kg CO2-eq/kg melk) in vergelijking met het rantsoen met soja. Er zijn dus meerdere technische oplossingen om de impact op het milieu te verminderen zonder dat dit extra kosten voor de boer met zich meebrengt.
Betekent een grotere autonomie ook een grotere economische rentabiliteit?
De economische analyse die in het kader van het project AUTOPROT wordt uitgevoerd, houdt rekening met alle kosten van de melkproductie (aangekochte voeders en producten, vee, afschrijvingskosten, arbeid, ...) en met het inkomen van de melkveehouders in 4 regio's (Luxemburg, Lotharingen, Rijnland en Luik). Hieruit blijkt dat de kosten van voeders 65% van de productiekosten vertegenwoordigen. De variabiliteit van de productiekosten en de melkprijs leidt echter tot een groot inkomensverschil tussen regio's en soorten bedrijven. Over het algemeen hebben bedrijven die weinig krachtvoer aankopen lagere voerkosten en een betere eiwitautonomie. Een hoge productie eiwit per hectare is een ander belangrijk element bij het beperken van de voerkosten. Een hoge productiviteit per hectare in combinatie met een hoge eiwitautonomie is daarom een goede manier om de rendabiliteit van het bedrijf te verbeteren.
Binnen het project PROTECOW werden van 2017 tot 2020 de brutomarges van de 18 opgevolgde melkveebedrijven in de 3 regio's berekend. De resultaten laten een verbetering zien van de economische efficiëntie (brutomarge per 1000 liter geproduceerde melk) en van de efficiëntie van het voedersysteem (brutomarge per hectare van het belangrijkste ruwvoergewas) voor deze melkveehouders tijdens de 4 jaar van het project. Bovendien is het verschil in brutomarge tussen de meest efficiënte bedrijven en de andere in de loop van de tijd aanzienlijk verkleind. Dit is het resultaat van discussiegroepen en het delen van ervaringen onder melkveehouders. Om de efficiëntie te maximaliseren namen de melkveehouders specifieke maatregelen om de voedingswaarde van hun ruwvoergewassen te optimaliseren en de hoeveelheid krachtvoer te verminderen. Het verbeteren van de zelfvoorzieningsgraad door gebruik te maken van de juiste technieken draagt dus bij aan het beperken van de voederkosten.
De studiedag werd afgesloten met twee presentaties specifiek voor elk project. Het project AUTOPROT illustreerde het belang van de multicriteria-analyse om de meervoudige relaties tussen autonomie, economie, milieu en zoötechnische prestaties in de verf te zetten. De eiwitautonomie vertoont een negatieve correlatie met de intensivering en de gebruikte hoeveelheid krachtvoer. Deze maakt het mogelijk om de stikstofverliezen naar het milieu en de vervuiling van het oppervlaktewater te beperken. De eiwitautonomie is daarentegen positief gecorreleerd met het percentage gras in het rantsoen. Meer gras in het teeltplan lijkt een winstgevende strategie in termen van duurzaamheid op voorwaarde dat een bepaald productiviteitsniveau wordt bereikt.
In de laatste presentatie stelde de communicatieverantwoordelijke van PROTECOW de diversiteit van de communicatieacties voor. Deze zijn in een Interregproject belangrijk om de resultaten ruim te verspreiden onder de doelgroep. Er worden veel verschillende communicatiekanalen gebruikt om het project dagelijks in beeld te brengen en de discussies verder te voeden. Voorbeelden zijn de website, de facebookpagina, oplossingsfiches, becommentarieerde dia’s, het YouTube-kanaal, de artikels in de landbouwpers, conferenties, wetenschappelijke congressen, bedrijfsbezoeken, webinars, televisie rapportages, voorstelling van de resultaten in de lokale en nationale media. Het benoemen van een communicatieverantwoordelijke is essentieel om een zo groot mogelijk aantal melkveehouders te bereiken en hen in staat te stellen te profiteren van de vooruitgang in het onderzoek.
Ondanks heel uiteenlopende methodieken toonden de projecten AUTOPROT en PROTECOW aan dat de melkveehouders er belang bij hebben om optimaal gebruik te maken van de zelfgeproduceerde hulpbronnen op het bedrijf om een voldoende niveau van eiwit- en voedselautonomie te bereiken. De aankoop van input (meststoffen en voeder) moet op een doordachte manier gebeuren, met zorg voor een optimaal gebruik ervan. Gebaseerd op cijfers over meerdere jaren, vormen deze aanbevelingen de basis voor economisch rendabele en milieuefficiënte melkveebedrijven.
De vele uitwisselingen, vragen en interacties tussen de partners waren voor iedereen verrijkend, ondanks de beperkingen die een videovergadering met een dertigtal mensen op locatie met zich meebrengt. Ongetwijfeld volgen er nog uitwisselingen tussen de onderzoekers van beide projecten ...