De eerste snedes van de graslandoogst in 2019 leverden voldoende hoeveelheid en kwaliteit op. De volgende oogsten werden helaas verstoord door de hoge temperaturen van afgelopen zomer. De laatste snede, eind oktober, kon men kwijt bij de vaarzen. De droogteperiode had ook een impact op de maïs. Soms was er builenbrand en bovendien was de kwaliteit niet homogeen in droge stof- en zetmeelgehalten (van 17 tot 41 % zetmeel).
Verwachte impact tegen 2100
Het project CLIMALAIT onderzocht wat de impact van de klimaatverandering zou zijn op ruwvoeders tegen 2100.
Voor weiland kunnen we verwachten dat:
- het gras sneller zal groeien na het einde van de winter (ongeveer een maand vroeger),
- er in de zomer een dip komt (sneller en met meer impact),
- het gras in de herfst opnieuw zal groeien.
Uiteindelijk zou het jaarlijks rendement van geoogst gras stijgen dankzij de opbrengst van de snedes in de lente.
Bij snijmaïskuil verwachten we ook een stijging van het rendement (+ 1 tot 2 tonDS). De bloei en oogst, de belangrijkste stadia van de teelt, zouden vroeger starten. Naar schatting ongeveer een maand vroeger. Met als gevolg dat de teelt op een kortere periode afgerond moet worden. In principe mag dit geen negatieve invloed hebben. De belangrijkste fases bij maïs zouden nog voor de droogteperiode plaatsvinden.
Tenslotte kan de klimaatverandering leiden tot de introductie of algemene invoering van andere ruwvoeders, zoals het onrijp oogsten van mengteelten van granen en eiwitrijke gewassen, vanggewassen in de herfst of zelfs sorghum.
> Meer info over andere teelten ter vervanging van ruwvoeders.
> Meer info over de impact van het klimaat op ruwvoeders.