In Vlaanderen tonen de ervaringen van een grensoverschrijdende groep melkveehouders het belang aan van gediversifieerd basisvoer, waarbij een belangrijk aandeel voorzien is van graskuil om de gehaltes te verbeteren. In de praktijk passen de melkveebedrijven deze praktijken met succes toe.
>> Lees de ervaringen van de melkveehouders en de technische details in het volledige artikel van Éleveur Laitier.
Wat hebben de Franse melkveehouders geleerd van de Belgen?
Een adviseur van ACE, een adviseur van Idele en voederexperts getuigen. Zij gaan de beste praktijken binnen hun netwerk promoten. Zo kunnen zelfs melkveehouders buiten het grensgebied de vruchten plukken van de resultaten van het project PROTECOW.
- Benoît Verriele, voedingsdeskundige bij Avenir Conseil Elevage legt uit: “In België is maïs gemiddeld goed voor 8 tot 9 kg DS van het dagelijkse basisvoer van melkkoeien, met andere woorden 50% van de inname van droge stof. Het is ook een middel om de impact van een slechte oogst beter op te vangen. Het is een praktijk die wij ook bij onze leden promoten.”
- Romain Miquel, adviseur bij de landbouwkamer van Aveyron: “De kwaliteit van het ingekuilde gras in Vlaanderen is de weerspiegeling van een echte teelt en van vroegtijdig oogsten”. Wat de bemesting betreft, aarzelen de melkveehouders niet om bodemanalyses en analyses van drijfmest uit te voeren om hun bemesting aan te passen. Ze gaan strikt te werk bij de aanleg van de kuilen. De silo’s zijn langer en smaller en zorgen voor een regelmatige vooruitgang broei in de kuil te beperken. Deze praktijken zorgen ervoor dat tot 6 kg DS graskuil van hoge kwaliteit kan worden geïntegreerd. Deze waarnemingen hebben mij ervan overtuigd om de veehouders van mijn regio te vragen om meer aandacht te besteden aan het gras, want het is een middel om meer waarde te steken in het basisrantsoen en het risico van een slechte maïsoogst minder te voelen. Op basis van het Belgische model, wens ik, bijvoorbeeld, meer te sturen in de richting van Engels raaigras in de koelste zones, waar de wisselbouw toelaat om te werken met lange rotatieperiodes.”
- Étienne Doligéz, voedingsdeskundige bij Littoral Normand: “Wat opvalt bij de Vlaamse veehouders is de zorg bij het inkuilen van gras. De veehouders volgen de evolutie van het weer op de voet om te kunnen anticiperen op het werk met het loonbedrijf, en dat tijdens een periode (eind april-begin mei) waarin de Fransen zich bezighouden met maïs. Er wordt vaker een beroep gedaan op een bewaarmiddel, zeker met gras dat minder dan 45% DS bevat. Maar dit hoge percentage is coherent met de logica om de inname te maximaliseren, zoals de maïs die vroeg wordt geoogst. De haksellengte van de maïs (8 mm) is ook een middel om het samendrukken veilig te stellen van een voeder dat vaak iets droger wordt geoogst (35%). Het zijn praktijken waarover ik discussieer met veehouders uit mijn regio, die zich eerder beperken tot 2-3 kg DS gras van mindere kwaliteit. In deze omstandigheden is de notie van fijngehakselde maïs moeilijk aan te reiken, omdat het risicovol is vanuit een metabolisch standpunt. Maar met 5-6 kg DS aan kwaliteitsvolle graskuil, moet je niet aarzelen.”
- Benoît Rouille, projectmanager voeder voor melkkoeien bij het Institut de L’élevage: “Het gebruik van natte bijproducten is zeer interessant, maar niet overal toepasbaar in Frankrijk, door de hoge transportkosten. De Belgen tonen echter aan dat het mogelijk is om de productie te intensiveren dankzij de kwaliteit van het veevoeder. In dat opzicht is de kwaliteit van het ingekuilde gras zeer opvallend en de opslag ervan op kleine hoogte, in lange en smalle silo’s, zorgt voor een goede opschuifsnelheid, gekenmerkt door kwaliteit gedurende het ganse jaar, bijna zonder verlies. Zo’n productieniveau behalen met dergelijke percentages is fenomenaal en is een teken van een goed functionerende systeem. Er zit niets revolutionairs in hun aanpak, juist de striktheid en de zin om het goed te doen.”
Wat hebben de Belgische melkproducenten geleerd van de Fransen?
Eddy Decaesteker, adviseur bij Inagro: “Een andere vaststelling die voortkwam uit de grensoverschrijdende uitwisselingen gaat over het gebruik van krachtvoeders”. De Vlaamse, Waalse en Franse melkveehouders uit de grensoverschrijdende groep hebben ongeveer dezelfde hoeveelheid melk geproduceerd tijdens de lente van 2018, gemiddeld 30 kg melk per dag en per koe. Nochtans was er een verschil in de verdeelde hoeveelheden krachtvoeders. Een Vlaamse melkveehouder getuigt: “Eerst en vooral wil ik leren van andere melkveehouders hoe ik meer melk kan produceren met dezelfde hoeveelheden krachtvoeders”.
Door tien gram krachtvoeder per liter melk te besparen (zonder in te boeten op productie), kan u 5 ton krachtvoeder per jaar besparen en 500 000 liter melk per jaar produceren. De Belgische melkproducenten weten nu dat een kleine aanpassing geen enkel negatief effect heeft op de productie van vetten en proteïnen. Besparen op krachtvoer is geen doel op zich. Bij dezelfde hoeveelheid krachtvoer meer melk produceren doet krachvoerverbruik per liter melk ook dalen. Het is niet de bedoeling te besparen op krachtvoeders. De melkveehouders willen meer melk per kilogram krachtvoeder.
Bron: Éleveur Laitier, dossier “Le choix de la diversité avec un ensilage d’herbe préfanée”